id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20196 | jong (bijv.nw.) | jong: znd 1 a-m; znd 27, 46; joenk (Ulbeek) | jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)] III-2-2 |
20310 | jong (bn.) | jong: znd 1 a-m; znd 27, 46; joenk (Ulbeek) | jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)] III-2-2 |
21914 | jong dat pas kan vliegen | vlug: vløch (Ulbeek) | Vlug jong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2 |
22027 | jong dat pluimen begint te krijgen | duivelsharen: dy.vəlshuərə (Ulbeek) | Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)] III-3-2 |
21913 | jong dat pluimen begint te krijgen (zn.) | stoppeljong: stòpəlju.iŋk (Ulbeek) | Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)] III-3-2 |
24176 | jong en kaal vogeltje adj. | nog te kwak: nog te kwak (Ulbeek) | jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)] III-4-1 |
24338 | jong van een dier | jong: juŋk (Ulbeek), jøŋk (Ulbeek) | [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.] I-11 |
34314 | jong varken | bag: bax (Ulbeek), báx (Ulbeek), baggen (mv.): bagǝn (Ulbeek), kurre: kørǝ (Ulbeek), (mv) kørǝn (Ulbeek) | Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12 |
34551 | jonge gans | jonge gans: jun gās (Ulbeek), juŋ gās (Ulbeek) | De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.] I-12 |
34481 | jonge kip | pul: pøl (Ulbeek) | Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.] I-12 |