e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q097p plaats=Ulestraten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tegelsnijder knipmachine: knepmǝšin (Ulestraten) Werktuig waarmee tegels gesneden kunnen worden. Er zijn verschillende modellen en uitvoeringen. De 'tegelsnijbeugel' bestaat uit een u-vormig gebogen metalen staaf waarbij aan één uiteinde een rubberen aandrukwiel en aan het andere een hardstalen wieltje is aangebracht. Met behulp van het snijwieltje wordt de glazuurlaag van de tegel ingekerfd. Bij de 'tegelsnijmachine' wordt het snijwieltje met behulp van een hefboom tegen de glazuurlaag van de tegel gedrukt. [N 32, 42a] II-9
tegeltang pitstang: petš`taŋ (Ulestraten) Tang waarmee kleine stukjes van een tegel geknipt kunnen worden. De tegeltang lijkt op een nijptang maar heeft smallere bekken en langere benen. [N 32, 42b] II-9
tegelzetter tegelzetter: tēgǝlzɛtǝr (Ulestraten) Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e] II-9
telen, verbouwen scharren: šē̜rǝ (Ulestraten), trekken: trękǝ (Ulestraten) Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.] I-4
tepel deem: dèèm (Ulestraten), mem: memme (Ulestraten) Welk woord bezigt men voor de tepel van een vrouwenborst? [DC 43 (1968)] III-1-1
tepel, tet knoopje: knø̜i̯pkǝ (Ulestraten), mam: mam (Ulestraten), tet: tęt (Ulestraten) Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.] I-12
theelepeltje suikerlepeltje: sokkerlepelke (Ulestraten), theelepel: tee-lepel (Ulestraten, ... ) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || theelepeltje (suikerlippelke) [N 20 (zj)] III-2-1
theepot theeketel: tee-ketel (Ulestraten) pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
thuis bij ons: bie os (Ulestraten), thuis: thoes (Ulestraten) thuis [SGV (1914)] III-2-1
tien-guldenstuk tientje: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  tieënsje (Ulestraten) tien-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1