18086 |
jicht |
gicht:
gich (Q097p Ulestraten)
|
jicht [SGV (1914)]
III-1-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
vogeltje:
mv.
veugelkes (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten)
|
vogeltje
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jongen (mv.):
meerv. alleen
jonge (Q097p Ulestraten),
klein beestje:
klein bieëske (Q097p Ulestraten)
|
jong (ve dier) [SGV (1914)] || klein beestje [DC 37 (1964)]
III-4-2
|
34025 |
jong van een rund |
dochter:
dǫxtǝr (Q097p Ulestraten),
zoon:
zōn (Q097p Ulestraten)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (Q097p Ulestraten),
bagje:
bɛkskǝ (Q097p Ulestraten)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
mettetje:
mɛtǝkǝ (Q097p Ulestraten)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (Q097p Ulestraten),
pø̜l (Q097p Ulestraten)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20314 |
jonge vrouw |
troela:
in zeer plompe betekenis
troela (Q097p Ulestraten)
|
Kent u het woord kuie of keuje of koje in de betekenis: stevige, goed gebouwde jonge vrouw? [DC 30 (1958)]
III-2-2
|
20159 |
jongen |
jong:
jong (Q097p Ulestraten)
|
jongen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
jong:
jòng (Q097p Ulestraten),
vrijer:
vriejer (Q097p Ulestraten)
|
Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|