23216 |
koor |
oksaal:
ət oͅksaol van də kerk (Q097p Ulestraten)
|
Het (of de?) koor van de kerk. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
ko.rts (Q097p Ulestraten),
koorts (Q097p Ulestraten)
|
hij heeft (de) koorts [ZND 28 (1938)] || koorts [SGV (1914)]
III-1-2
|
19856 |
kop |
koplaag:
kǫplǭx (Q097p Ulestraten)
|
De korte smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17c; N 98, 171; monogr.]
II-8
|
33063 |
kop van de schoof |
aren:
ǭrǝ (Q097p Ulestraten),
kop:
kǫp (Q097p Ulestraten)
|
De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b]
I-4
|
21411 |
kopen |
gelden:
gelle (Q097p Ulestraten),
kopen:
koupe (Q097p Ulestraten)
|
kopen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-3-1
|
21645 |
koperstuk |
koperen bag:
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
kopere bach (Q097p Ulestraten)
|
koperen of bronzen geldstukken [rode loop?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19582 |
kopje |
tas:
tas (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten),
tasje:
teͅskə (Q097p Ulestraten)
|
een kop koffie [SGV (1914)] || kopje, tas [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
22740 |
kopjeduikelen |
kuitselebuit slaan:
koutsjelebout sjloon (Q097p Ulestraten)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)]
III-3-2
|
33987 |
kopnet |
kopnet:
kǫpnęt (Q097p Ulestraten)
|
Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a]
I-10
|
33967 |
koppelteugel, koppelstang |
koppel:
kǫpǝl (Q097p Ulestraten)
|
Verbinding tussen de bitten van de paarden van een tweespan, of teugel die het haam van het bijdehandse paard (het paard dat bestuurd wordt) met het bit van het vandehandse paard (het rechtse paard van een twee- of driespan) verbindt. [N 13, 36]
I-10
|