34465 |
krielkip |
engels hennetje:
eŋǝlš henǝkǝ (Q097p Ulestraten),
krieltje:
krilkǝ (Q097p Ulestraten)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
17579 |
kroeshaar |
boddekop:
boddekop (Q097p Ulestraten),
kroezelhaar:
kroezjelhaor (Q097p Ulestraten)
|
kroeshaar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20120 |
krols |
loops:
leuipsj (Q097p Ulestraten),
løͅi̯pš (Q097p Ulestraten)
|
loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
25010 |
krom, met bochten |
krom:
kromp (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten)
|
krom [SGV (1914)] || krom (kromp, slom) [DC 35 (1963)]
III-4-4
|
17894 |
krommen, ombuigen |
ombuigen:
ombuige (Q097p Ulestraten)
|
ombuigen [SGV (1914)]
III-1-2
|
30146 |
kroonlijst |
gevelversiering:
gēvǝlvǝrsēreŋ (Q097p Ulestraten)
|
Uitspringende sierstrook van bakstenen boven aan de gevel, juist onder de dakgoot. Het woordtype 'muizetand' is specifiek van toepassing op een laag metselwerk waarbij de koppen van de stenen overhoeks worden gelegd, zodat de driehoekige voorsprongen schuine tanden vormen. [N 31, 30a; L 12, 9; monogr.; div.]
II-9
|
23381 |
kroonluchter |
kroonluchter:
krwanlugter (Q097p Ulestraten)
|
Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20587 |
kruidenjenever |
gekruide jenever:
gekruujdə zjeneevər (Q097p Ulestraten)
|
kruidenjenever; Hoe noemt U: Jenever met kruiden (pop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20805 |
kruidnagel |
groffelsnagel:
groffelsnagel (Q097p Ulestraten)
|
kruidnagel [SGV (1914)]
III-2-3
|
22580 |
kruidwis |
kruidwis:
kroetwösj (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten)
|
kruidwis [N 06 (1960)]
III-3-2
|