e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulestraten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krielkip engels hennetje: eŋǝlš henǝkǝ (Ulestraten), krieltje: krilkǝ (Ulestraten) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
kroeshaar boddekop: boddekop (Ulestraten), kroezelhaar: kroezjelhaor (Ulestraten) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1
krols loops: leuipsj (Ulestraten), løͅi̯pš (Ulestraten) loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1
krom, met bochten krom: kromp (Ulestraten, ... ) krom [SGV (1914)] || krom (kromp, slom) [DC 35 (1963)] III-4-4
krommen, ombuigen ombuigen: ombuige (Ulestraten) ombuigen [SGV (1914)] III-1-2
kroonlijst gevelversiering: gēvǝlvǝrsēreŋ (Ulestraten) Uitspringende sierstrook van bakstenen boven aan de gevel, juist onder de dakgoot. Het woordtype 'muizetand' is specifiek van toepassing op een laag metselwerk waarbij de koppen van de stenen overhoeks worden gelegd, zodat de driehoekige voorsprongen schuine tanden vormen. [N 31, 30a; L 12, 9; monogr.; div.] II-9
kroonluchter kroonluchter: krwanlugter (Ulestraten) Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3
kruidenjenever gekruide jenever: gekruujdə zjeneevər (Ulestraten) kruidenjenever; Hoe noemt U: Jenever met kruiden (pop) [N 80 (1980)] III-2-3
kruidnagel groffelsnagel: groffelsnagel (Ulestraten) kruidnagel [SGV (1914)] III-2-3
kruidwis kruidwis: kroetwösj (Ulestraten, ... ) kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2