29899 |
leipan |
leipan:
lɛjpan (Q097p Ulestraten)
|
Gebakken dakpan in de vorm en afmeting van de natuurlijke lei. Leipannen worden gespijkerd, zij hebben geen kop- of zijsluiting en moeten daarom zo gedekt worden dat de naad tussen twee leipannen afgedekt wordt door een bovenliggende pan. [N 32, 49a]
II-8
|
27280 |
leisteen |
leisteen:
lɛjštē̜jn (Q097p Ulestraten)
|
Vast, hard, natuurlijk gesteente, in het algemeen van laagvormige of schilferige structuur en meestal grijs of grijsblauw van kleur. Het wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal en voor dakbedekkingen. Zie ook het lemma 'Daklei'. De woordtypen jurasteen, jura en solnhofer verwijzen naar de winplaatsen van deze steensoorten, respectievelijk het Juragebergte en het plaatsje Solnhofen in Beieren (Duitsland). [N 30, 55g;]
II-9
|
20580 |
lekkerbek |
fijnproever:
fienpreuvər (Q097p Ulestraten),
smulpaap:
sjmölpaap (Q097p Ulestraten)
|
lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19535 |
lemmer |
het scherp:
het sjerp (Q097p Ulestraten)
|
snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17643 |
lende |
lende:
leenge (Q097p Ulestraten),
linge (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten)
|
lendenen [SGV (1914)] || lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25627 |
leng |
leng:
lɛŋ (Q097p Ulestraten)
|
Leng is een ziekte in het brood veroorzaakt door de "lengbacil". De leng openbaart zich allereerst door een onaangename zoete geur tezamen met een verkleuring en kleverig worden van de kruim van het brood (Schoep blz. 117). Werkt de leng door dan wordt de verkleuring groter, de kruim wordt kleveriger en de geur wordt zeer onaaangenaam. Breekt men het brood door, dan ziet men bruine kleverige draden tussen de afgebroken delen. Het brood is dan niet voor consumptie geschikt. Bij normale omstandigheden van vocht en temperatuur kan de leng-bacil zich niet ontwikkelen. In de zomermaanden is het ontstaan van leng het meest voor de hand liggend. Zo snel mogelijke afkoeling van het brood en het bewaren op een koele luchtige plaats bestrijdt doelmatig het euvel van de leng (Schoep blz. 147). Het lemma bestaat uit verschillende grammaticale categorieën. [N 29, 72; N 29, 68a; monogr.]
II-1
|
17558 |
lenig |
gezwank:
gezjwank (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten),
lenig:
lenig (Q097p Ulestraten),
zwak:
zjwaak (Q097p Ulestraten)
|
Gebruikt men bij u een woord als zwak in de zin van lenig, buigzaam? Zo ja, hoe is dan de uitspraak? [DC 43 (1968)] || lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24895 |
lente, voorjaar |
lente:
lente (Q097p Ulestraten),
voorjaar:
veurjaor (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten),
vroegjaar:
vreugjaar (Q097p Ulestraten),
vreugjoar (Q097p Ulestraten)
|
lente [DC 39 (1965)], [SGV (1914)], [ZND 30 (1939)]
III-4-4
|
18955 |
lepe, doortrapte kerel |
deugniet:
dø͂ͅgənēt (Q097p Ulestraten)
|
doortrapte kerel [ZND 30 (1939)]
III-1-4
|
19553 |
lepel |
lepel:
lepel (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten)
|
lepel [DC 35 (1963)] || lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)]
III-2-1
|