30040 |
betonzand |
betonzand:
bǝtǫŋzant (Q097p Ulestraten)
|
Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48]
II-9
|
25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
de loch betrek (Q097p Ulestraten),
zich aanzetten:
de loch zet zich aan (Q097p Ulestraten)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18378 |
beugeltas |
beugeltas:
beugeltesj (Q097p Ulestraten)
|
tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24561 |
beuk |
beuk:
beuk (Q097p Ulestraten),
-
beuk (Q097p Ulestraten),
beukenboom:
-
beukeboum (Q097p Ulestraten)
|
beuk [SGV (1914)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukel:
-
beukele (Q097p Ulestraten),
beukennootje:
-
beukeneutsjes (Q097p Ulestraten),
eikennootje:
-
eijkenöstjes (Q097p Ulestraten)
|
beukennootje [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voerbak:
vōrbak (Q097p Ulestraten),
voerhok:
vōrhǫk (Q097p Ulestraten)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
17950 |
beweeglijk rondlopen |
kwinkeleren:
kwinkeleere (Q097p Ulestraten),
trippelen:
trippele (Q097p Ulestraten)
|
lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25573 |
bewerken van het deeg op de werktafel |
doorslaan:
dōršlōn (Q097p Ulestraten),
droogkloppen:
drwux klopǝ (Q097p Ulestraten),
drukken:
drø̜kǝ (Q097p Ulestraten),
neerslaan:
nēršlōn (Q097p Ulestraten),
toeren:
tūrǝ (Q097p Ulestraten)
|
De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.]
II-1
|
25231 |
bewolking |
wolkenhemel:
woukenhemel (Q097p Ulestraten)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25107 |
bewolkte lucht |
dikke lucht:
de loch is dik, doe zuus gén sjtarre (Q097p Ulestraten)
|
Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)]
III-4-4
|