id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18190 | pronkveer op een hoed | veertje: vaerke (Ulestraten) | pronkveer op een hoed [N 25 (1964)] III-1-3 |
20506 | proosten | klinken: klinkə (Ulestraten) | proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)] III-2-3 |
22310 | proppenschieter | klambus: klambös (Ulestraten), klapbus: klabös (Ulestraten), klapbös (Ulestraten), kraketoet: kraketuut (Ulestraten) | Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)] III-3-2 |
19676 | provisiekast, etenskast | schap: šāp (Ulestraten) | voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)] III-2-1 |
20568 | pruimen | pruimen: proemə (Ulestraten), sjieken: sjikkə (Ulestraten) | pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)] III-2-3 |
20578 | pruttelen | lurken: lurkə (Ulestraten) | Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)] III-2-3 |
20651 | pudding | pudding: pudding (Ulestraten) | Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
18110 | puistjes | brobbels: brobbele (Ulestraten), brobbeltjes: brubbelkes (Ulestraten), puisten: puiste (Ulestraten) | puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2 |
18693 | pullover | pullover: pullover (Ulestraten) | pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)] III-1-3 |
32879 | punt van het blad van de zeis | punt: pønt (Ulestraten) | De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3 |