29126 |
spaken van het drijfwiel |
speken:
špęjkǝ (Q097p Ulestraten)
|
[N 34, B8; N 34, B9]
II-7
|
31765 |
spanlat van de spanzaag |
spanlatje:
španlɛtšǝ (Q097p Ulestraten)
|
Latje waarmee het spantouw aangedraaid wordt om de zaag op te spannen. Om te voorkomen dat het touw ontspant, zet men het latje vast achter de spanregel. Zie ook afb. 18. [N 53, 8b; N I, 1b; monogr.]
II-12
|
17830 |
spannen |
spannen:
sjpanne (Q097p Ulestraten)
|
spannen [SGV (1914)]
III-1-2
|
33743 |
spanstokje |
trekpaal:
trękpǭl (Q097p Ulestraten),
trɛkpǭl (Q097p Ulestraten)
|
Stok of paaltje in de afrasteringsdraad waarmee men die draad spant. [N 14, 65]
I-8
|
31764 |
spantouw van de spanzaag |
spankoord:
špankǭrt (Q097p Ulestraten)
|
Het touw aan de bovenzijde van het spanzaagraam waarmee de spanzaagarmen en het zaagblad worden opgespannen. Zie ook afb. 18. [N 53, 8a; N I, 1a; monogr.]
II-12
|
17963 |
spartelen |
spartelen:
sjpartele (Q097p Ulestraten)
|
spartelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18091 |
spatader |
spatader:
sjpatoar (Q097p Ulestraten)
|
spatader [SGV (1914)]
III-1-2
|
24993 |
spatten |
pritsen:
pritsje (Q097p Ulestraten)
|
spatten [SGV (1914)]
III-4-4
|
30561 |
speciebord |
palet:
palęt (Q097p Ulestraten)
|
Rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat, van waaraf men de specie tegen de muur strijkt of in de voegen drukt. Zie ook afb. 87. De 'sperwer' bestaat uit een houten draagvlak dat is gemonteerd op een houten steel die naar onderen toe breder uitloopt en zo is uitgehold dat men hem op een knie kan zetten. Het draagvlak is bestemd voor de specie waarmee het plafond werd bepleisterd. De 'sperwer' werd in Q 121 ook 'pleisterstoel' genoemd (Lochtman, pag. 22). [N 30, 10; N 30, 9; monogr.]
II-9
|
20770 |
speculaas |
speculatie:
sjpekelaasje (Q097p Ulestraten)
|
speculaas [N 29 (1967)]
III-2-3
|