32749 |
spitten |
graven:
grãvǝ (Q097p Ulestraten),
omgraven:
om[graven] (Q097p Ulestraten)
|
In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.]
I-1
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝspø̜̄r (Q097p Ulestraten),
hānǝšpǭrǝ (Q097p Ulestraten)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
20449 |
spotnaam voor hoge hoed |
hondskooi:
hondskouw (Q097p Ulestraten),
kachelpijp:
kachelpiep (Q097p Ulestraten)
|
hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
30098 |
spouw |
spouw:
špǫw (Q097p Ulestraten)
|
De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.]
II-9
|
30099 |
spouwanker |
spouwanker:
[spouw]aŋkǝr (Q097p Ulestraten
[(meervoud: -aŋkǝrš)]
)
|
Haak van messing of gegalvaniseerd ijzer die de binnen- en de buitenspouwmuur met elkaar verbindt. In L 210 werd om de zeven steenlagen een spouwanker bevestigd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 31, 35e; monogr.]
II-9
|
30257 |
spouwlat |
spouwlat:
[spouw]lat (Q097p Ulestraten)
|
Lat die tegen de muurzijde van de stijl wordt geslagen en in de spouw past. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 55, 15; N 32, 11b; monogr.]
II-9
|
30097 |
spouwmuur |
spouwmuur:
špǫw[muur] (Q097p Ulestraten)
|
Muur die bestaat uit twee evenwijdige, door een smalle luchtruimte van elkaar gescheiden muurdelen. De spouw dient om het inwendige van een huis tegen temperatuursveranderingen en tegen vocht te beschermen. Ter ventilering van de spouw brengt men in de muur op regelmatige afstanden roosters aan. Een spouwmuur kan bestaan uit twee halfsteensmuren of een steensmuur en een halfsteensmuur. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 35a; monogr.]
II-9
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
sjpriëf (Q097p Ulestraten),
spreeuw (Q097p Ulestraten)
|
Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] || spreeuw [SGV (1914)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
kallen:
net hēͅl kalə (Q097p Ulestraten)
|
Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
34055 |
springstier |
dekstiertje:
dɛkštērkǝ (Q097p Ulestraten)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|