29957 |
tegelsnijder |
knipmachine:
knepmǝšin (Q097p Ulestraten)
|
Werktuig waarmee tegels gesneden kunnen worden. Er zijn verschillende modellen en uitvoeringen. De 'tegelsnijbeugel' bestaat uit een u-vormig gebogen metalen staaf waarbij aan één uiteinde een rubberen aandrukwiel en aan het andere een hardstalen wieltje is aangebracht. Met behulp van het snijwieltje wordt de glazuurlaag van de tegel ingekerfd. Bij de 'tegelsnijmachine' wordt het snijwieltje met behulp van een hefboom tegen de glazuurlaag van de tegel gedrukt. [N 32, 42a]
II-9
|
29958 |
tegeltang |
pitstang:
petš`taŋ (Q097p Ulestraten)
|
Tang waarmee kleine stukjes van een tegel geknipt kunnen worden. De tegeltang lijkt op een nijptang maar heeft smallere bekken en langere benen. [N 32, 42b]
II-9
|
29927 |
tegelzetter |
tegelzetter:
tēgǝlzɛtǝr (Q097p Ulestraten)
|
Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e]
II-9
|
32965 |
telen, verbouwen |
scharren:
šē̜rǝ (Q097p Ulestraten),
trekken:
trękǝ (Q097p Ulestraten)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|
17632 |
tepel |
deem:
dèèm (Q097p Ulestraten),
mem:
memme (Q097p Ulestraten)
|
Welk woord bezigt men voor de tepel van een vrouwenborst? [DC 43 (1968)]
III-1-1
|
34320 |
tepel, tet |
knoopje:
knø̜i̯pkǝ (Q097p Ulestraten),
mam:
mam (Q097p Ulestraten),
tet:
tęt (Q097p Ulestraten)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
19554 |
theelepeltje |
suikerlepeltje:
sokkerlepelke (Q097p Ulestraten),
theelepel:
tee-lepel (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || theelepeltje (suikerlippelke) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19516 |
theepot |
theeketel:
tee-ketel (Q097p Ulestraten)
|
pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19781 |
thuis |
bij ons:
bie os (Q097p Ulestraten),
thuis:
thoes (Q097p Ulestraten)
|
thuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21611 |
tien-guldenstuk |
tientje:
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
tieënsje (Q097p Ulestraten)
|
tien-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|