e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulestraten

Overzicht

Gevonden: 3378
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bolhoed: algemeen bolhoed: bol(hood) (Ulestraten) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolhoed: spotnamen tietz: titsj (Ulestraten) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] III-1-3
bolle wangen bolle wangetjes: bol wénkskes (Ulestraten), opgeblazen wangen: opgebloze wange (Ulestraten), volle maansgezicht: volle maonsgezich (Ulestraten) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bolrijs rijpen: rīpǝ (Ulestraten) De rijsperiode na het opbollen. Bij de rijs op de bol moet men de bollen beschermen tegen afkoeling en tocht om te verhinderen dat de buitenkant der bollen uitdroogt (Schoep blz. 100). [N 29, 35c; N 29, 35a] II-1
bom, spon spon: špon (Ulestraten) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bomijs sprok ijs: sjprok ies (Ulestraten) ijs waaronder het water is weggelopen [DC 32 (1960)] III-4-4
bont als apart kledingstuk pels: pils (Ulestraten) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont geruite langwerpige omslagdoek stola (lat.): sjtola (Ulestraten) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bonte koe met rode kop lichtbonte: lexbǫntǝ (Ulestraten) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a] I-11
bonte kraai herfstkrauw: herfskrauw (Ulestraten) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1