17975 |
ziek |
krank (du.):
krank (Q097p Ulestraten)
|
ziek [SGV (1914)]
III-1-2
|
17977 |
ziekelijk |
pepel:
pépel (Q097p Ulestraten)
|
Ziekelijk - Kent men het woord ongans in de betekenis ziekelijk, sukkelend? Zo ja, uitspraak. [DC 32 (1960)]
III-1-2
|
17980 |
ziekte |
krankte:
krankde (Q097p Ulestraten)
|
ziekte [SGV (1914)]
III-1-2
|
17783 |
zien, kijken |
kijken:
kieke (Q097p Ulestraten),
zien:
zeen (Q097p Ulestraten)
|
kijken [SGV (1914)] || zien [SGV (1914)]
III-1-1
|
23427 |
zijaltaar |
zijaltaar:
ziealtaar (Q097p Ulestraten)
|
Op het priesterkoor [zijaltaar?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23354 |
zijbeuk |
zijbeuk:
ziebeuk (Q097p Ulestraten),
ziebeuke (Q097p Ulestraten)
|
De beide zijruimten, links en rechts van het middenschip [zijbeuken?]. [N 96A (1989)] || In een zijbeuk [zijaltaar?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18680 |
zijden omslagdoek |
zijden plag:
zieje plak (Q097p Ulestraten)
|
omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25499 |
zijkanten van een peperkoek |
snijkant:
šnikant (Q097p Ulestraten)
|
Het woordtype "kantkoek" duidt waarschijnlijk op "repen koek" die men van de zijden van gebakken koekdeeg afsnijdt om dit rechthoekig te maken. [N 29, 94c]
II-1
|
23359 |
zijkapel |
zijkapel:
ziekəpèèl (Q097p Ulestraten)
|
Elk van beide zijkapellen van een kruiskerk. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34580 |
zijladder |
ledders:
lø̜dǝrǝ (Q097p Ulestraten)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|