20518 |
zure haring |
rolmops:
rólmops (gevölt) (Q097p Ulestraten),
zure haring:
zoere hieéring (Q097p Ulestraten)
|
rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18032 |
zure oprisping |
zuur:
het kump ich zoer op (Q097p Ulestraten),
t zoer (Q097p Ulestraten),
t zoer in de maag (Q097p Ulestraten),
t zoer opsjtwaote (Q097p Ulestraten),
zoer (Q097p Ulestraten)
|
Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33618 |
zuring, groente |
franse surelle:
franse serel (Q097p Ulestraten),
zuurmoes:
zoermoos (Q097p Ulestraten)
|
Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)]
I-7
|
20336 |
zuster |
zuster:
zuster (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten)
|
zuster [haar] [SGV (1914)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18033 |
zuur oprispen |
opkomen, het zuur komt mij op:
het kump ich zoer op (Q097p Ulestraten),
opstoten, zuur -:
t zoer opsjtwaote (Q097p Ulestraten)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20626 |
zuurdeeg |
deegsem:
dęjxsǝm (Q097p Ulestraten),
zuurdeeg:
zurdęjx (Q097p Ulestraten),
zuurdeegsem:
zurdęjxsǝm (Q097p Ulestraten),
zuurdesem:
zurdęjsǝm (Q097p Ulestraten)
|
Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.]
II-1
|
25555 |
zuurdeeg maken |
deegsemen:
dęjxsǝmǝn (Q097p Ulestraten)
|
Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.]
II-1
|
20541 |
zuurdesem |
zuurdesem:
zoerdeigsem (Q097p Ulestraten)
|
Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20679 |
zuurkool |
zuurmoes:
zoermoos (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten)
|
zuurkool [SGV (1914)] || Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20680 |
zuurkoolstamppot |
zuurmoespuree:
zoermoospurée (Q097p Ulestraten)
|
Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)]
III-2-3
|