20324 |
dood (bn.) |
dood:
(ƒransche uitspraak).
doite (Q097p Ulestraten)
|
dood [SGV (1914)]
III-2-2
|
20438 |
doodskleed |
doodshemd:
doidshumme (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten,
Q097p Ulestraten),
gemaakt door nonnen van wit laken
doidshumme (Q097p Ulestraten)
|
bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || doodskleren; hadden ze een bijzondere naam? [VC 30 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)]
III-2-2
|
23469 |
doodsklok |
doodsklok:
dwadsklok (Q097p Ulestraten)
|
De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17787 |
doof |
doof:
douf (Q097p Ulestraten)
|
doof [SGV (1914)]
III-1-1
|
19590 |
doofpot |
amerenketel:
ōͅmərəkētəl (Q097p Ulestraten),
amerenpot:
aomere-pot (Q097p Ulestraten),
ōͅmərəpoͅt (Q097p Ulestraten),
blusketel:
blø̜skētǝl (Q097p Ulestraten),
doofpot:
dōͅu̯fpoͅt (Q097p Ulestraten)
|
De doofpot voor het verzamelen van de houtresten. Op grond van de woordtypen binnen dit lemma ziet men dat hiervoor verschillende voorwerpen worden gebruikt: een ketel, pot, emmer e.a.. Als men de houtskool niet in zo''n ketel of pot stopt, wordt hij gewoonlijk in de ruimte onder de oven geworpen of in de hoeken opzij van het ovendeurtje. Volgens de informant van P 178 is de "bluspot" een grote cilindervormige, ijzeren bus met twee handvatten en een deksel. De houtskool is, eenmaal gedoofd en gezift, zeer geschikt om de kachel of stoof aan te maken. Zelfs wordt de houtskool aangewend om loog, het zeepwater voor de lijnwaadwas, te maken. Ook om beekwater "zoeter", dit is minder scherp, te maken wordt houtskool gebezigd (in P 178). Hiertoe wordt een mand op vier stokken boven een kuip geplaatst. De mand wordt goed gevuld met houtskool en hierin wordt het te verzoeten water gegoten dat door spleten van de mand in de kuip sijpelt. Houtskool kan ook nog gebruikt worden als weidebemesting (Q 3, Q 5). Ten aanzien van het woordtype "douche" zij opgemerkt dat dit voorwerp heel waarschijnlijk een warmwaterketel is waarmee dan de houtskool ook geblust kan worden (zie ook de toelichting bij het lemma ''doofpot'' in het wbd ii afl. 1 blz. 75). Zie afb. 13. [N 29, 11d; OB 2, 2f; monogr.] || doofpot [N 05A (1964)] || pot, gegoten, van ijzer, waarin men het houtskool koud laat worden (aomerepot, kriekepot, smoorpot) [N 20 (zj)]
II-1, III-2-1
|
25123 |
dooien |
dooien:
(Fransch uitspraak).
doije (Q097p Ulestraten),
t slaakt]:
⁄t waer geit aaf (Q097p Ulestraten)
|
dooien [SGV (1914)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)]
III-4-4
|
23204 |
doop |
doop:
doup (Q097p Ulestraten)
|
doop [SGV (1914)]
III-3-3
|
20397 |
doopjurkje |
doopkleedje:
duipkledsje (Q097p Ulestraten)
|
doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
23386 |
doopkapel |
doopkapel:
duipkəpèl (Q097p Ulestraten)
|
De kapel achter in de kerk, waarin de doopvont zich bevindt en waar de doop voltrokken wordt [doopkapel?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20396 |
doopmutsje |
doopmutsje:
doupmötske (Q097p Ulestraten)
|
doopmutsje [N 25 (1964)]
III-2-2
|