e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulestraten

Overzicht

Gevonden: 3378
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drijfwiel wiel: wil (Ulestraten) Het grote ronddraaiende deel of wiel van het spinnewiel dat wordt aangedreven door middel van de trede en koppelstang en dat door middel van snaar en trendel zorgt voor het draaien van de vleugel en de klos. [N 34, B6] II-7
drinken lessen: lésjə (Ulestraten) drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)] III-2-3
drinken bij de zeug zuigen: zōgǝ (Ulestraten) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkkuil in de wei drink: dreŋk (Ulestraten), poel: pōl (Ulestraten) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droge plekken in moeras kop: (mv)  kø̜p (Ulestraten) Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9] I-8
drogen, droog worden (van gemaaid gras) afsterven: āfštęrvǝ (Ulestraten), verslonsen: vǝršlǫnsǝ (Ulestraten), versterven: vǝrštęrvǝ (Ulestraten) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
dronkaard zatlap: záátlàp (Ulestraten) dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] III-2-3
dronken een stuk in de hakken: e sjtök in de hakke (Ulestraten), een stuk in de vot: e sjtök in de vot (Ulestraten), een stuk in zijn hakken: e stök in de hakke (Ulestraten), zat: zaat (Ulestraten, ... ) dronken [N 10 (1961)] || zat [SGV (1914)] III-2-3
dronken zijn een stuk in de kont hebben: e stök in de kont höbbe (Ulestraten), een stuk in de kraag hebben: e stök in de kraag höbbe (Ulestraten), een stuk in hebben: e stök in höbbe (Ulestraten), hem om hebben: h’m om höbbe (Ulestraten), stom krimineel zijn: sjtom krimineel zin (Ulestraten), teut zijn: teut zin (Ulestraten), tureluur zijn: tureluur zin (Ulestraten) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
droog blijven t blijft over]: ⁄t waer hilt euver (Ulestraten) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] III-4-4