17564 |
gewricht |
gewreef:
e gevreef (Q014p Urmond),
gewricht:
gevrich (Q014p Urmond)
|
gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20221 |
gezelschap |
compagnie (fr.):
kompənie (Q014p Urmond)
|
de persoon of personen waarmee men samen is [komplot, kompagnie] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gezich (Q014p Urmond),
gəzich (Q014p Urmond)
|
gezicht [DC 01 (1931)] || Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
bakkes:
bakkes (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond),
gevreets:
gevraets (Q014p Urmond),
muil:
moel (Q014p Urmond),
ponem:
ponem (Q014p Urmond),
smoel:
sjmoel (Q014p Urmond),
snuit:
sjnōēt (Q014p Urmond),
snuits:
sjnoets (Q014p Urmond)
|
gezicht [DC 01 (1931)] || gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20327 |
gezin |
huishouden:
hoeshawwən (Q014p Urmond)
|
man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17970 |
gezond |
gezond zijn:
gezontj (Q014p Urmond)
|
Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, nuver,eerlijk, gaaf, krek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
32865 |
gezwad, regel gemaaid gras |
gezwad:
gǝzwāt (Q014p Urmond)
|
De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|
18038 |
gezwel |
gezwel:
gezjweel (Q014p Urmond),
gəzwéél (Q014p Urmond)
|
gezwel [bel] [N 10 (1961)] || gezwel, Een afhangend ~. [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33894 |
gezwollen tandvlees |
roos:
rūǝs (Q014p Urmond)
|
Zwelling van het tandvlees treedt op bij jonge paarden tijdens de periode van tandwisseling. [JG lb, 2 c; A 48A, 51; N 8, 90f, 91 en 92]
I-9
|
19042 |
giechelen |
giebelen:
giebele (Q014p Urmond),
giechelen:
giechele (Q014p Urmond),
kiggele (Q014p Urmond)
|
giechelen [giebelen, schiertse] [N 10a (1961)]
III-1-4
|