24715 |
groeien, wassen |
wassen:
WBD/WLD
wassən (Q014p Urmond)
|
Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25246 |
groeizaam weer |
regenachtig weer:
raengenechtig (Q014p Urmond),
vers (weer):
veejs (Q014p Urmond),
wassig (weer):
wessig wéér (Q014p Urmond),
wéssig (Q014p Urmond),
zomig weer:
zeumig (Q014p Urmond)
|
groeizaam weer (in de zomer) [vet] [N 22 (1963)] || mals regenachtig weer (in de zomer) [vers, vörs] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24594 |
groene berkentak |
berkenwis:
WBD/WLD
brikəwèsj (Q014p Urmond)
|
Een groene berketak (berkemei). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24163 |
groene specht |
merenveulen:
mééreveule (Q014p Urmond),
meer is merrie, cf. WLD.I,9, 9)
maereveule (Q014p Urmond),
specht:
sjpech (Q014p Urmond)
|
specht, groene ~ (32 groen met gele stuit; komt vaak op de grond; roep lachend [kju-kju] [N 09 (1961)] || specht, groene —
III-4-1
|
24164 |
groenling |
groenvink:
greunvenk (Q014p Urmond),
greunvink (Q014p Urmond),
greunvènk (Q014p Urmond)
|
groenling || groenling (14,5 groenig, met gele vleugel- en staartplekken; nogal plompe vogel; broedt ook in dorp en stad, vaak in doornstruiken; nest van worteltjes, witte eitjes, rood bespikkeld; roep snel [tjuktjuktjuk]; zang heeft op het eind [swèèèè]; kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20778 |
groente |
groenten:
WBD/WLD
greuntən (Q014p Urmond)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33503 |
groente, algemeen |
groente:
WBD/WLD
greuntən (Q014p Urmond)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
I-7
|
20595 |
groenten bij elkaar zoeken |
zeumeren:
#NAME?
zeumərə (Q014p Urmond)
|
Hoe noemt U: Groenten bij elkaar zoeken (moezelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21329 |
grof |
grof:
groāf (Q014p Urmond),
grǭf (Q014p Urmond)
|
Gezegd van een paard met zware poten. Een aantal antwoorden is opgenomen in het lemma ''zwaar paard'' (4.5.1), omdat het daar eerder thuishoort. [N 8, 64b] || grof [SGV (1914)]
I-9, III-3-1
|
17547 |
grof gebouwd |
fors:
forsj (Q014p Urmond),
grof:
graef (Q014p Urmond),
graof (Q014p Urmond),
stevig:
sjtevig (Q014p Urmond)
|
Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)] || zwaar van lichaamsbouw [grof, stug, struis] [N 10 (1961)]
III-1-1
|