34001 |
inspannen |
inspannen:
enspanǝn (Q014p Urmond),
voorspannen:
vøršpanǝ (Q014p Urmond)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
poͅt (Q014p Urmond)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zāwtwn (Q014p Urmond)
|
zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
21851 |
jaarmarkt |
jaarmarkt:
jaormèèrt (Q014p Urmond)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18566 |
jacquetpak |
gekleed pak:
gekleid pak (Q014p Urmond),
jacquet (<fr.):
sjaket (Q014p Urmond)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18259 |
jak |
jak:
jak (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond,
Q014p Urmond,
Q014p Urmond,
Q014p Urmond)
|
damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || jak; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] || vrouwenjak, lang ~ [kapoot, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
afgunstig:
aafgunstich (Q014p Urmond),
jaloers:
sjeloes (Q014p Urmond)
|
een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] || jaloersch [SGV (1914)]
III-1-4
|
20548 |
jam |
gelei:
sjallei (Q014p Urmond),
jam:
zjèm (Q014p Urmond)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19039 |
jammer |
jammer:
dat is jaomer (Q014p Urmond),
⁄t is jaomer (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond),
zonde:
⁄t is zunj (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
20763 |
jan in de zak |
knuddelen:
knuddele (Q014p Urmond)
|
Koek die in een ketel met water gekookt is (broeder?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|