e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Urmond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kind (algemene benaming) kind: kèndj (Urmond), kèntj (Urmond), met een v-tje op de e  kèntj (Urmond) kind [DC 03 (1934)], [DC 05 (1937)] III-2-2
kind (troetelnaam) schatje: sjattəkə (Urmond) het liefkozend woord van ouderen voor kinderen [doeleke, dooier, fies, kadolleken, zoeteken, krotte, schijtgat, drulleke, hummel, etc.] [N 87 (1981)] III-2-2
kinderfluitje feep: feep (Urmond), nachtegaal: uit hout  nachtegaal (Urmond), treut: uit metaal  trōͅt (Urmond) Allerlei namen voor kinderfluitjes; geef ook aan waarvan ze gemaakt zijn en hoe ze heten [nachtegaal, blaasje, feep, moemel, noen]. [N 90 (1982)] || Een fluitje gemaakt uit de holle stengel van een paardebloem [fiepertje]. [N 90 (1982)] III-3-2
kinderkleren kinderkleren: kènjerkleijer (Urmond) kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] III-1-3
kinderschort met mouwen scholkje: sjo͂lkske (Urmond) kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)] III-1-3
kinderzang gezang: gəzaŋk (Urmond) Het zingen van kinderen [gelots]. [N 90 (1982)] III-3-2
kinds kinds: kintsj (Urmond, ... ) door hoge ouderdom zwak van geest [suffig, kinds, simpel] [N 85 (1981)] || door hoge ouderdom zwak van geest, geheugenloos [kinds, simpel] [N 86 (1981)] III-2-2
kinketting kinketting: kenkęteŋ (Urmond) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinkhoest kiekhoest: kiekhoos (Urmond) kinkhoest [SGV (1914)] III-1-2
kinnebak kinbakkes: kinbakkes (Urmond) kinnebak [DC 01 (1931)] III-1-1