18325 |
mouwschort |
mouwenscholk:
moewe-sjolk (Q014p Urmond),
moeësjolk (Q014p Urmond)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)] || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
20598 |
muik |
mouting:
mótjəm (Q014p Urmond)
|
mui; Hoe noemt U: (Geheime) bergplaats voor onrijp fruit (mui, ponk, bier, moele, loering, gielgoerde) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33066 |
muilband, bovenste band van de schoof |
bovenste band:
bø̄vǝnstǝ [band] (Q014p Urmond)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
34223 |
muilkorf voor kalveren |
muntel:
møntjǝl (Q014p Urmond)
|
De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e]
I-11
|
18308 |
muiltje |
pantoffel:
pantoffelen (Q014p Urmond),
slof:
sloffen (Q014p Urmond)
|
Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
moes (Q014p Urmond),
mōēs (Q014p Urmond)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20774 |
muisjes |
muizenkeutelen:
Syst. WBD
moezekeutelen (Q014p Urmond)
|
Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20122 |
muizen |
muizen:
moezen (Q014p Urmond),
WBD/WLD
moezən (Q014p Urmond)
|
Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)] || muizen (ww) [SGV (1914)]
III-2-1
|
24926 |
mul (zand) |
week:
weik (Q014p Urmond)
|
mul [SGV (1914)]
III-4-4
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
məts (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond),
pats:
patš (Q014p Urmond)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|