18343 |
neus van een schoen |
naas:
naas (Q014p Urmond)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17614 |
neusgaten |
neusgaten:
naasgaater (Q014p Urmond),
neuslokken:
naaslaoker (Q014p Urmond)
|
neus: neusgaten [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34222 |
neusklem |
ring:
rɛŋk (Q014p Urmond)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
33930 |
neusriem |
naasriem:
nāsrēm (Q014p Urmond)
|
Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23]
I-10
|
34370 |
neusring |
bril:
brel (Q014p Urmond)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
20482 |
nicht |
nicht:
neen
nex (Q014p Urmond)
|
nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17698 |
nier |
nier:
neer (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18094 |
niersteen |
niersteen:
neerstein (Q014p Urmond)
|
Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34153 |
niet behouden |
niet behouden:
nēt bǝhau̯wǝ (Q014p Urmond),
weer spelig:
wēr spēlex (Q014p Urmond)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
34149 |
niet bevrucht |
leeg:
lɛx (Q014p Urmond)
|
Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18]
I-11
|