e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Urmond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pijl pijl: piel (Urmond) De dunne lichte staaf van hout met een scherpe punt die met een boog naar een doel wordt afgeschoten [pijl, bout, teit, straal, schicht]. [N 88 (1982)] III-3-2
pijn pijn: pien (Urmond), pin (Urmond) mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND] III-1-2
pijnscheut kramp: kràmp (Urmond) Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren). [N 84 (1981)] III-1-2
pijpbeen pijp: pip (Urmond) Het gedeelte van het voorbeen van het paard tussen de knieschijf en de koot tot aan de kogel. Het ondereinde van het pijpbeen vormt het kootbeen. Zie afbeelding 2.23. [JG, 1b; N 8, 32.1, 32.3, 32.6, 32.11, 32.14, 32.15 en 32.16] I-9
pijpenkrul pijpenkrul: piepəkröl (Urmond) spiraalvormige haarkrul [pijpekrul, papillot, paviljot] [N 86 (1981)] III-1-1
pilaar pilaar: plēr (Urmond) Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
pimpelmees bijmees: biemeisj (Urmond), biemeiš (Urmond) Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)] III-4-1
pink pink: peŋk (Urmond), pink (Urmond) Eénjarig kalf, onverschillig van welk geslacht, dat nog alle melktanden heeft. [N C, 9b en 8; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20] || Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)] I-11, III-1-1
pinksteren pinksten: pĕnksten (Urmond) Pinksteren [SGV (1914)] III-3-3
pinstokken (voor de slee) stikkers: stikkers (Urmond, ... ) pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] III-3-2