e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Urmond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
poot omhoog poot-op: pōǝt˱ ǫp (Urmond) Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k] I-10
pootgoed, pootaardappelen pootaardappelen: pōt[aardappelen] (Urmond) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5
pootjesblaas tweede waterblaas: twīǝdǝ wātǝrblǭs (Urmond) De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b] I-11
pop, vrouwelijke zangvogel pop: póp (Urmond) vrouwelijke zangvogel (pop) [N 83 (1981)] III-4-1
poppenspel poppenkast: popəkas (Urmond) De voorstelling waarin de rollen niet gespeeld worden door mensen maar door marionetten [poesjenellespel]. [N 90 (1982)] III-3-2
populier (alg.) popelaar: pöpelĕr (Urmond), WBD/WLD  peupəléér (Urmond) De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)] || populier [SGV (1914)] III-4-3
portefeuille portefeuille (fr.): pòrtəfuij (Urmond) de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)] III-3-1
postbode brievendrager: breevədrèègər (Urmond), post: poz (Urmond) de persoon die de post bezorgt [bode, postbode, fak, fakteur, briefdrager, postknecht, postloper, post] [N 90 (1982)] || postbode [RND] III-3-1
postkoets postkoets: poskoetsj (Urmond) een reiswagen in geregelde dienst voor het vervoer van passagiers [postkoets, post, postkaars, diligence] [N 90 (1982)] III-3-1
postzegel postzegel: poszeegəl (Urmond) het rechthoekige gekleurd stukje papier dat men op brieven etc. plakt om daarmee de port te betalen [postzegel, kopje, tember, zegel] [N 90 (1982)] III-3-1