e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Urmond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijentrekker vorentrekker: vōrǝntręqǝr (Urmond) De rijentrekker is een houten harkachtig gereedschap waarmee evenwijdige lijnen of sleuven getrokken worden, waarlangs gezaaid of gepoot wordt, zonder dat men telkens touwen hoeft te gebruiken. Door op de snijpunten te planten van de lengtelijnen en de dwarslijnen die men over de akker heeft getrokken, kan men de afstand tussen de planten gelijk houden. Sommige rijentrekkers hebben aan boven- én onderkant tanden. De afstanden tussen de tanden variëren, afhankelijk van de plantensoort die gekweekt wordt. Er zijn ook rijentrekkers met verstelbare tanden. De gebruikelijke afstand tussen de aardappelstruiken varieert van 40 tot 60 cm. [N 18, 96; monogr.; add. uit N 18, 43; N 11A, 83] I-5
rijgen troggelen: trǭgǝlǝ (Urmond) Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.] II-7
rijk zijn in het geld barsten: baaje in ’t gèldj (Urmond), in het geld zwemmen: zwömme in t gèldj (Urmond), rijk zijn: riek zeen (Urmond), stinken van het geld: stikke van ’t gèldj (Urmond), van het geld barsten: barsten van ’t geltj (Urmond), zo rijk zijn als het water diep is: zôô riek es ’t waater deep is (Urmond) Inventarisatie uitdrukkingen voor: rijk zijn [rijk zijn, zwemmen in zijn geld, een groot fortuin hebben enz. enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
rijkdom rijkdom: ri:gdom (Urmond) rijkdom [RND] III-3-1
rijksdaalder rijks: riks (Urmond), rijksdaalder: rijksdaalder (Urmond) rijksdaalder, een ~ [vijftiger, knaak, ploegrol?] [N 21 (1963)] III-3-1
rijksveldwachter rijkspolitie: riekspolisie (Urmond) een agent van de rijksveldwacht [die zorgt voor de handhaving van de orde op het platteland] [rijks, schabeletter, champetter, pandoer, garde, vörster] [N 90 (1982)] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): zjəndèrm (Urmond) een lid van het militaire politiekorps [gendarm, harenmutsel, pakkeman, marechaus-see, massee] [N 90 (1982)] III-3-1
rijp rijp: rīēp (Urmond) rijp [RND] III-2-3
rijp vormen, rijpen rijmen: rieme (Urmond), riemen (Urmond), rouwvorsten: roewooste (Urmond), rouwvrosten: roevrosten (Urmond) vriezen zodanig dat zich rijm op de bomen vormt [rouwvorsten, rijmen] [N 22 (1963)] III-4-4
rijp, rijmx rijm: riem (Urmond, ... ), rouwvorst: roewoos (Urmond), rouwvrost: roevroos (Urmond), roevros (Urmond) rijm (op boomen) [SGV (1914)] || rijm, bevroren dauw of nevel die zich afzet op de takken [waterrijm, roevros] [N 22 (1963)] III-4-4