33901 |
rotstraal |
rotstraal:
rǫtstrǭl (Q014p Urmond)
|
Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.]
I-9
|
20896 |
rotten |
verrotten:
WBD/WLD
vərottən (Q014p Urmond),
verschrompelen:
WBD/WLD
vərsjròmpələn (Q014p Urmond)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
verrotten:
WBD/WLD
vərottən (Q014p Urmond),
verschrompelen:
WBD/WLD
vərsjròmpələn (Q014p Urmond)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
20447 |
rouwsluier aan een hoed |
rouwsluier:
rouwsluier (Q014p Urmond)
|
rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)]
III-2-2
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
rəjaal (Q014p Urmond)
|
royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
bottel:
WBD/WLD
bottels (Q014p Urmond)
|
rozenbottel (vrucht van de hondsroos: papetuutje, papetoet, hanekul, wepen, klokke, rozenbottel). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20846 |
rozijn |
rozijn:
WBD/WLD
roozien (Q014p Urmond)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
17767 |
rug |
pokkel:
pŏkkel (Q014p Urmond),
rug:
rök (Q014p Urmond),
rək (Q014p Urmond),
rugstrang:
rəkstrank (Q014p Urmond)
|
rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
rø̜k (Q014p Urmond)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
33198 |
rug, aangeaard stuk |
hoog:
hø̄x (Q014p Urmond)
|
De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.]
I-5
|