25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
sjnae (Q014p Urmond),
sjnèe (Q014p Urmond),
sjnééə (Q014p Urmond),
Nb. alleen het bovengenoemde!
sjnéé (Q014p Urmond),
ps. boven de è staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken.
sniè (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond)
|
sneeuw [DC 03 (1934)], [RND] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25086 |
snel, vlug |
gauw:
gàw (Q014p Urmond),
vlot:
flót (Q014p Urmond)
|
snel, vlug [greppig, vinkig, vinnig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21372 |
sneuvelen |
sneuvelen:
sneuvələn (Q014p Urmond)
|
in de oorlog omkomen [sneven, sneuvelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33232 |
snijbiet |
snijbiet:
snijbiet (Q014p Urmond)
|
Beta vulgaris L. var. cicla L. De snijbiet is een variëteit van de voederbiet speciaal gekweekt voor het blad dat als spinazie kan worden gebruikt. Evenals rode biet hoort de snijbiet eerder bij de moestuin- dan bij de akkergewassen. Het lemma staat toch hier vanwege de "lexicale nabijheid" met andere bieten en knollen. [A 13, 2d; monogr.]
I-5
|
33514 |
snijbonen |
snijbonen:
WBD/WLD
sniebwàn (Q014p Urmond)
|
Een soort van snijboon of van peul waarvan de dop een kromme vorm heeft (krombek, mussebek). [N 82 (1981)]
I-7
|
18134 |
snijwonde |
snee:
en sjneej in de vinger (Q014p Urmond),
enne sneej (Q014p Urmond),
sneej (Q014p Urmond),
vats:
en vatsj in enne vinger (Q014p Urmond)
|
snee in de vinger [N 07 (1961)] || Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (sleuf, kreeuw, vil, slip, schorp, krab). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19040 |
snikken |
snikken:
sjnikke (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond),
snoffen:
sjnôffe (Q014p Urmond)
|
snikken [snoffe] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21450 |
snipper |
snipper:
(papier).
snuppər (Q014p Urmond),
stukje:
(papier of stof).
stöskə (Q014p Urmond)
|
een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)]
III-3-1
|
20590 |
snoepen |
slokken:
slŭkke (Q014p Urmond)
|
snoepen [SGV (1914)]
III-2-3
|
20549 |
snoepgoed |
slok:
de juist uitspraak is tussen de oo en oe
sjlók (Q014p Urmond),
slokkerij:
slókkərie (Q014p Urmond)
|
snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)]
III-2-3
|