e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Urmond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vensterbank vensterlatei: venstǝrlǝtɛj (Urmond) Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.] II-9
veranderen veranderen: vəràngərən (Urmond) anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)] III-4-4
verbeuzelen verprazelen: Van Dale: prazelen, (gew.) 1. bazelen, babbelen.  tiet vərprazələn (Urmond) zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)] III-3-1
verbinden van een wonde verbinden: vərbénjən (Urmond) verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)] III-1-2
verbruien mislukken: mislökkən (Urmond), verbruien: verbrujen (Urmond), verknoeien: (oi als in Fr. moi).  vərknoijən (Urmond), verprutsen: verprutsən (Urmond) door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || verbruien [SGV (1914)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)] III-1-4
verdacht rondlopen rondsluipen: rontj-sloepən (Urmond) Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)] III-1-2
verdachte zaak koosjer: kousjə (Urmond) een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)] III-3-1
verdenking gedacht: gedach (Urmond) het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)] III-3-1
verdienen verdienen: geltj verdenen (Urmond) geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)] III-3-1
verdord verdord: WBD/WLD  vərdort (Urmond) Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)] III-4-3