33644 |
bouwland |
akker:
akǝr (Q014p Urmond),
gewande:
gǝwanj (Q014p Urmond),
land:
lɛnjtj (Q014p Urmond),
veld:
fɛltj (Q014p Urmond),
vɛljtj (Q014p Urmond)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
33798 |
bovenbeen |
bovenbeen:
bǭvǝbęi̯n (Q014p Urmond)
|
Zie afbeelding 2.21. [N 8, 32.3]
I-9
|
17639 |
bovendeel van de rug |
krommejak:
bie de vader opte kraomejaok zitte (Q014p Urmond),
kammeejook (Q014p Urmond),
kraomejaok (Q014p Urmond),
bei de pap op de kammeejook zitte
bei de pap op de kammeejook zitte (Q014p Urmond)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] || rug: op de rug zitten [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24719 |
boveneinde van de stam |
kop:
WBD/WLD
kop (Q014p Urmond)
|
Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17618 |
bovenlip |
bovenlip:
bò:velùp (Q014p Urmond)
|
bovenlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
31711 |
bovenste handvat |
(bovenste, bovelste, lange, grote, achterste) kruk:
krøk (Q014p Urmond)
|
Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
21147 |
bovenstuk van een rijtuig |
rek:
rék (Q014p Urmond)
|
het bovenstuk van een rijtuig [imperiaal] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20140 |
box |
looprek:
louprék (Q014p Urmond)
|
toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19406 |
braadpan |
braadpan:
braadpan (Q014p Urmond)
|
schotel; inventarisatie van \"schotel\"als ijzeren voorwerp waarin men iets kan braden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20807 |
braadworst |
braadworst:
braodwoos (Q014p Urmond)
|
braadworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|