23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
a bruudje (Q014p Urmond),
e bruudje (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond)
|
Bruidje in de processie. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broelef (Q014p Urmond)
|
bruiloft [SGV (1914)]
III-2-2
|
34197 |
brulkoe |
brulkoe:
brølkō (Q014p Urmond)
|
Een koe die aan de brulziekte lijdt. [N 3A, 101, A 48A, 45b, 45c; L 19B, 4a]
I-11
|
34138 |
brullen |
brullen:
brølǝ (Q014p Urmond)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34196 |
brulziekte |
brul zijn:
(de koe is) bryl (Q014p Urmond)
|
Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C]
I-11
|
21573 |
brutaal |
frech (du.):
vrèch (Q014p Urmond),
onbeschoft:
onbəsjof (Q014p Urmond)
|
geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25116 |
bui, regenbui |
bui:
buu (Q014p Urmond)
|
bui [SGV (1914)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
buik:
bōēk (Q014p Urmond),
būk (Q014p Urmond),
lijf:
lif (Q014p Urmond),
pens:
pɛns (Q014p Urmond)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41]
I-9, III-1-1
|
17635 |
buik (spotnamen) |
buikje:
bŭŭkske (Q014p Urmond),
pens:
pans (Q014p Urmond),
pens (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond),
Plat.
pens (Q014p Urmond),
prij:
prie (Q014p Urmond),
zak:
zak (Q014p Urmond)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)] || buik: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33886 |
buikkrampen |
koliek:
klik (Q014p Urmond),
penspijn:
pɛnspin (Q014p Urmond)
|
Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.]
I-9
|