25312 |
decimeter, maat van 10 cm |
decimeter:
deesiméétər (Q014p Urmond)
|
de maat die een lengte van 10 cm aangeeft, 1/10 deel van een meter [sol, palm, decimeter] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20808 |
deeg |
deeg:
deig (Q014p Urmond)
|
deeg [SGV (1914)]
III-2-3
|
25548 |
deeg kneden |
kneden:
knē̜jǝ (Q014p Urmond),
knęjǝn (Q014p Urmond),
mengelen:
meŋǝlǝ (Q014p Urmond)
|
Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41]
II-1
|
19001 |
deerniswekkend |
zielig:
zielig (Q014p Urmond)
|
een sterk gevoel van medelijden over het leed van anderen opwekkend [onnozel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18910 |
degelijk |
grondig:
grunjich (Q014p Urmond),
secuur:
sekuur (Q014p Urmond)
|
degelijk te werk gaand zodat men erop kan vertrouwen [tedeeg, grondig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24407 |
dekken |
dekken:
WBD/WLD
dèèkkən (Q014p Urmond)
|
Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
30506 |
deklatten |
daklatten:
dāklatǝ (Q014p Urmond)
|
De latten op het dak waaraan de stro- of rietbedekking wordt vastgemaakt. [N F, 32b; N 4A, 14a]
II-9
|
19704 |
deksel |
deksel:
dèksel (Q014p Urmond)
|
deksel [SGV (1914)]
III-2-1
|
34253 |
deksel van de karnton |
plaatje van de roompot:
plē̜tjǝ van dǝ rǫu̯mpǫt (Q014p Urmond)
|
Deksel met een opening voor de karnstaf. [A 7, 21; JG 1a, 1b; Ge 22, 38; N 12, add.]
I-11
|
20420 |
deksel van een doodskist |
deksel:
déksəl (Q014p Urmond)
|
het deksel van een doodskist [scheel, roef] [N 87 (1981)]
III-2-2
|