| 17867 |
links, linkshandig |
links:
links (Q222p Vaals)
|
Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Hij is ... [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
| 22888 |
linksachter |
linksback (<eng.):
linksbäk (Q222p Vaals)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
| 17869 |
linkshandig persoon |
linkshandige, een -:
linkshendieje (Q222p Vaals)
|
Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Het is een ... [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
| 22881 |
linksvoor |
linksvoor:
linksveur (Q222p Vaals)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
| 28772 |
linnen, linnengoed |
lijnenwand:
līnǝwant (Q222p Vaals),
linnen:
leŋǝ (Q222p Vaals)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
| 17617 |
lip |
lip:
lip (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals,
Q222p Vaals)
|
lip [DC 01 (1931)], [RND]
III-1-1
|
| 21824 |
lispelen (slissen) |
lispelen:
Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.
liespele (Q222p Vaals)
|
de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 18051 |
litteken |
lijnteken:
lentsexə (Q222p Vaals),
lienzeežən (Q222p Vaals)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] || litteken [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
| 30081 |
loodplank |
loodwaag:
lūtwōr (Q222p Vaals)
|
Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is. Zie ook afb. 30. De loodplank werd als volgt vervaardigd. In een rechthoekig houten bord sloeg men aan de bovenkant, in het midden, een haak. Vanuit die haak werd een loodlijn getrokken naar de onderzijde van het bord. Aan de haak werd een touw met ijzeren gewichtje (vgl. het schietlood) bevestigd. Als men wilde controleren of een muur waterpas was, werd de loodplank er bovenop geplaatst. Wanneer het gewicht ten opzichte van de streep naar links of rechts uitweek, was de muur niet horizontaal. Naast de vierkante loodplank kende men ook een driehoekig model. [N 30, 12c; monogr.]
II-9
|
| 24846 |
loof |
loof:
loaf (Q222p Vaals)
|
De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)]
III-4-3
|