30007 |
mortelplaats |
kalkplaats:
kalǝkplātš (Q222p Vaals)
|
De plaats waar de mortel wordt klaargemaakt. In P 176 lag de mortelplaats doorgaans in de buurt van de 'cabine' ('kaben'), de loods waar het materiaal in werd opgeslagen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(spijs)-' en '(mortel)-' het lemma 'Mortel'. [N 30, 40c; monogr.]
II-9
|
24355 |
mot |
mot:
mot (Q222p Vaals)
|
mot [DC 24 (1953)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
motor:
motoͅr (Q222p Vaals)
|
motor [RND]
III-3-1
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
smiezen:
schmiese (Q222p Vaals),
ət žmiest (Q222p Vaals),
spritsen:
sjprietse (Q222p Vaals)
|
klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18325 |
mouwschort |
mouwenschortsel:
mouwe schōtzel (Q222p Vaals)
|
zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
24356 |
mug |
mug:
muk (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals),
mø.k (Q222p Vaals)
|
mug || steekmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
17872 |
muilpeer |
slag voor de muil:
sjlaarg vur de moel (Q222p Vaals)
|
Slag op de kaak; muilpeer (flets, fleer, plakkaat, kek, kokarde, klamats). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18308 |
muiltje |
slob:
žloep (Q222p Vaals)
|
Muiltje. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men die zonder achterkant? [DC 44 (1969)]
III-1-3
|
24357 |
muis |
muis:
mōēs (Q222p Vaals),
mū.s (Q222p Vaals)
|
muis [DC 35 (1963)]
III-4-2
|
20122 |
muizen |
muizen:
moeze (Q222p Vaals)
|
Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|