34014 |
naar rechts |
hot:
hǫt (Q222p Vaals)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
21816 |
nabootsen |
na-apen:
nou affe (Q222p Vaals)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21843 |
nachtbraken |
nachtsboemelaar (zn.):
naätz boemeler (Q222p Vaals)
|
tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24394 |
nachtvlinder |
mot:
mot (Q222p Vaals)
|
nachtuiltje, nachtvlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
18937 |
nadeel |
scha:
sjaa (Q222p Vaals)
|
het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17770 |
nagel |
nagel:
nagel (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals)
|
nagel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
groe(n)maad:
jrǫmǝt (Q222p Vaals)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
25124 |
natte sneeuw |
pratssneeuw:
prat sjnie (Q222p Vaals)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
genau (du.):
van persoon en werk
gənááw (Q222p Vaals),
secuur:
secuur (Q222p Vaals)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] || met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17766 |
navel |
navel:
naavel (Q222p Vaals),
navel (Q222p Vaals),
nāvel (Q222p Vaals),
nāvəl (Q222p Vaals)
|
navel [DC 02 (1932)], [ZND B1 (1940sq)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|