20361 |
neef |
neef:
neen
neef (Q222p Vaals),
vetter (du.):
vetter (Q222p Vaals)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18042 |
negenoog |
karfunkel (du.):
kavoenkel (Q222p Vaals)
|
Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17629 |
nek |
nek:
nack (Q222p Vaals),
nak (Q222p Vaals)
|
nek [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24717 |
nerf van een blad |
nerf:
nirf (Q222p Vaals)
|
De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24435 |
nest, hoeveelheid jongen |
worp:
der whorp (Q222p Vaals)
|
Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24216 |
nestelen |
bouwen:
baue (Q222p Vaals)
|
een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
34104 |
netmaag |
net:
nɛt (Q222p Vaals)
|
De tweede maag van de koe, de langwerpige maag. [N 28, 81; A 9, 11b]
I-11
|
17608 |
neus |
neus:
nas (Q222p Vaals),
naës (Q222p Vaals),
nās (Q222p Vaals)
|
een neus [ZND B1 (1940sq)] || neus [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17609 |
neus (spotnamen) |
tul:
lang tul (Q222p Vaals)
|
neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17613 |
neusvleugel |
neusvleugel:
nasevlaigel (Q222p Vaals)
|
neusvleugel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|