18861 |
onstuimig |
driftkop:
drif kop (Q222p Vaals)
|
moeilijk in toom te houden, driftig [wreed, onstuimig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20581 |
ontbijt |
caf, de -:
kaffië (Q222p Vaals)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: morgen [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
33002 |
ontsmettingsmiddel |
kalk:
kalk (Q222p Vaals)
|
Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b]
I-4
|
18040 |
ontsteking |
entz?ndung (du.):
entzundung (Q222p Vaals)
|
Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18858 |
ontzien |
verwennen:
verwenne (Q222p Vaals)
|
iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33544 |
onvolgroeide vrucht |
krauwel:
krouwel (Q222p Vaals)
|
Een onvolgroeide vrucht (krots, gast). [N 82 (1981)]
I-7
|
34151 |
onvruchtbare koe |
mastkoe:
mastkǫu̯w (Q222p Vaals)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
17973 |
onwel |
niet goed:
nit joat veule (Q222p Vaals),
slecht:
sjlet (Q222p Vaals)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19218 |
onwennig (voelen) |
niet wohl (du.):
nit wool feulle (Q222p Vaals)
|
nog niet op zijn gemak zijn in een nieuwe toestand [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20557 |
ooft |
ooften:
øft (Q222p Vaals),
snitselen:
šnitsələ (Q222p Vaals)
|
appelen in schijven of in stukken en gedroogd [ZND B2 (1940sq)] || peren, soms appelen in de oven gedroogd [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|