e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vaals

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peulvruchten doppen leuten: lø͂ͅtə (Vaals) doppen, peulen (erwten of bonen uit de pel doen) [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
piano klavier (du.): Karte 244.  Klavier (Vaals), piano: Karte 244.  pi`jāno} m. (Vaals) Klavier. III-3-2
piekeren prakkiseren: prakeziere (Vaals) over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)] III-1-4
piepen sjielpen: sjilpe (Vaals) een zacht piepend geluid geven, gezegd van vogels (sjirpen, tjilpen, tjerpen) [N 83 (1981)] III-4-1
pijn pijn: ping (Vaals), piŋ (Vaals), wee: wië (Vaals), wî: (Vaals) mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND] III-1-2
pijpenkrul pijpenlok: piepelokke (Vaals) spiraalvormige haarkrul [pijpekrul, papillot, paviljot] [N 86 (1981)] III-1-1
pik houweel: huwīl (Vaals) Houwwerktuig met korte steel en één arm, die in een punt uitloopt. Zie afb. 14a. ø̄De pik dient den metselaar bijz. tot afbraak van oud metselwerkø̄ (Van Houcke, pag. 271). [N 30, 19a; monogr.] II-9
piketten hoogte-paaltjeren: hūrtǝ-pø̜lšǝrǝ (Vaals) De houten palen die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. Piketten hebben doorgaans een lengte van 70 tot 80 cm. Zie voor de woordtypen 'metskluppelen' en 'korteling' ook het lemma 'Korteling'. [N 30, 24b] II-9
pikhouweel kruishak: krytshak (Vaals) Houwwerktuig met lange steel en twee armen. Een van de armen heeft een beitelvormig uiteinde, de andere loopt uit in een punt. Zie ook afb. 14c. [N 30, 19c; monogr.] II-9
pimpelmees blauwmeesje: blooəmijsjə (Vaals) Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] III-4-1