e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vaals

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
treuren leed: leed (Vaals) verdrietig zijn [pratten, kwelen, wringen, treuren] [N 85 (1981)] III-1-4
treuzelaar droomvot: drümfot (Vaals), zuier: tseujer (Vaals) iemand die zeer langzaam is in zijn verrichtingen [erwtenteller] [N 85 (1981)] || uit besluiteloosheid zich weerhouden, niet goed durven [aarzelen, dubben, teutelen, pieraarzen, dobben] [N 85 (1981)] III-1-4
treuzelen niet vooraan komen: nit vur a koame (Vaals) met zijn handelingen niet opschieten [nerelen, toetelen, kloetelen, knutselen, sukkelen] [N 85 (1981)] III-1-4
troffel troffel: tru.fǝl (Vaals  [(meervoud: trufǝlǝ)]  ) Metselaarsgereedschap, bestaande uit een metalen blad van driehoekige vorm aan een gekromde steel met houten handvat. De troffel wordt gebruikt om specie op de stenen te brengen en uit te strijken en om metselstenen op maat te hakken. Zie afb. 1a. Het woordtype schmeisstroffel was in Q 121 van toepassing op een troffel die bij het pleisteren werd gebruikt. De voorkant van het blad van deze troffel was, in tegenstelling tot dat van de gewone troffel, niet rond maar recht afgewerkt. Zie ook het lemma 'pleisteren'. [Wi 3; N 30, 7a; monogr.] II-9
trom trom: troͅm (Vaals) Trommel. [ZND B2 (1940sq)] III-3-2
trommeltje trommeltje: tröməlkə (Vaals) trommeltje [RND] III-3-2
troosten; troost troosten: truste (Vaals) het schenken van bemoediging en verzachting bij smart, of droefheid [troost, konsolatie] [N 85 (1981)] III-1-4
tros vruchten trosje: treusje (Vaals) Een tros van twee of meer vruchten (resel, rist, tros, klis, trobbel, trossel, troppel, ritsel, bak, trochel). [N 82 (1981)] I-7
trouwen trouwen: trouwe (Vaals, ... ) de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)] || door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 87 (1981)] III-2-2
trui pullover: poeloover (Vaals), sweater (eng.): tsweeter (Vaals), tricot (fr.): triekoo (Vaals) Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)] III-1-3