18883 |
aanhoudend klagen |
jammeren:
joͅmərə (Q222p Vaals),
rauwelen:
rouwele (Q222p Vaals)
|
aanhoudend klagen [ZND B2 (1940sq)] || aanhoudend morren en klagen [neuriën] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21847 |
aanhoudend vragen |
kwengelen:
kwengele (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals)
|
aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)] || alsmaardoor blijven vragen [maren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18887 |
aanstaan |
aangenaam zijn:
an jeneem (Q222p Vaals)
|
behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18970 |
aanstoot geven |
triezen (du.):
= pesten, treiteren etc.
triëtse (Q222p Vaals)
|
mensen ontstemming of ergernis geven door onzedelijk gedrag [geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32992 |
aar |
aar:
oǝr (Q222p Vaals)
|
Het bovenste deel van de halm van sommige graangewassen waarin zich de korrels bevinden. Ook als pars pro toto gebruikt voor de gehele halm, vergelijk de uitdrukking: "aren lezen". De varianten die met een d- beginnen hebben een aangehecht lidwoord. Zie afbeelding 2, e. [JG 1a, 1b; Wi 14; monogr.; add. uit L 25, 15]
I-4
|
33159 |
aardappel |
aardappel:
eapǝl (Q222p Vaals),
ēǝdapǝl (Q222p Vaals),
ē̜ǝpǝl (Q222p Vaals),
(mv)
˙ɛǝtɛ.pǝl (Q222p Vaals),
˙ɛ̄tɛ.pǝl (Q222p Vaals),
crompîre:
krompīr (Q222p Vaals
[(verouderd)]
),
krompet:
krompa.t (Q222p Vaals
[(verouderd)]
)
|
Solanum tuberosum L. De algemene benaming voor het gewas en het produkt. Voor het lemma Aardappel is, naast de vragenlijsten voor het enkelvoud, ook gebruik gemaakt van opgaven voor het meervoud en voor samenstellingen. Voor vormen als jappel, jarpel, jatappel, ja(r)dappel is geen afzonderlijk type geconstrueerd. Ze zijn ondergebracht bij het type aardappel. Elper is opgevat als een metathesis-vorm van de variant erpel; en zo is ook jalper een metathesis van jarpel, zoals kelver voorkomt naast kervel en zulker naast zurkel. Indien niet uitdrukkelijk aangegeven, is het voor de varianten van de typen crompîre en grompeer niet uit de opgaven zelf op te maken of deze eind- dan wel begin-accent hebben. Volgorde in het type aardappel (V staat voor een klinker): 1. -rdVp- (-rtVp-) 2. -dVp- (tVp-) 3. -rVp- 4. -rp- (-rǝp-) 5. -p-. [N 12, 1-4; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17; L 1, a-m; L 1 u, 120; L B2, 354; L 2, 14; L 32, 4; L 34, 8; L 35, 77; L 43, 8; Lu 1, 17; R 3, 27; S 1; Gwn 9, 1; monogr.; add. uit N 18, 64; N M, 15-18; A 21, 1f]
I-5
|
33219 |
aardappelkuil, -groef |
kuil:
kul (Q222p Vaals),
mijt:
mīt (Q222p Vaals)
|
De plaats waar de aardappelen gedurende de winter buiten worden opgeslagen. In droge gebieden maakt men ronde opslagkuilen, wel tot twee meter diep. Waar het grondwater dicht aan de oppervlakte komt maakt men meestal langwerpige groeven; de grond wordt dan maar een decimeter weggegraven. De bodem en de wanden worden met stro bedekt; daarop worden de aardappelen uitgespreid. Op de aardappelen komt dan nog en laag stro en het geheel wordt met aarde afgedekt. Vroeger maakte men luchtgaten in de afdekkende aarde; in het uiteinde van een dergelijk luchtgat stak men een wis stro die lucht doorliet, maar ongedierte buiten hield. Tegenwoordig worden de kuilen met landbouwplastic afgedekt en houden autobanden het geheel op zijn plaats. Het regelmatig eerste element in samenstellingen met aardappel- is hier weggelaten. [N 12, 30; JG 1a, 1b; A 21, 1f; monogr.; add. uit N 5, 89; N 12, 29]
I-5
|
20606 |
aardappelpuree |
puree:
puree (Q222p Vaals)
|
puree [stamp, stoemp] [N 38 (1971)]
III-2-3
|
33211 |
aardappelriek, algemeen |
gaffel:
jafǝl (Q222p Vaals)
|
Riek met bolletjes ("kogeltjes") aan de uiteinden van de tanden, om aardappelen mee te verplaatsen, maar ook wel gebruikt om te rooien. Doorgaans heeft de aardappelriek negen tanden, de bietenriek zes, die wat verder uit elkaar staan, en de speciale riek om te rooien vier of vijf. Soms zijn de tanden van de laatste plat (en dan lijkt deze sterk op de Voerriek), terwijl die van de algemeen gebruikte riek rond zijn. Vergelijk ook het lemma Mestriek in aflevering I,1, blz. 8-10 en het lemma Bietenrek in deze aflevering. [N 18, 25a, 25b en 58; JG 1c, 2c; A 28, 3a; Lu 6, 3a; monogr.]
I-5
|
20899 |
aardappels schillen |
schillen:
eedappel zjelle (Q222p Vaals),
êedäppel zjelle (Q222p Vaals)
|
aardappels schillen [DC 23 (1953)]
III-2-3
|