17929 |
wandelen |
spazieren (du.):
sjpatsiere (Q222p Vaals)
|
Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18391 |
wandelstok |
spazierstok (<du.):
špatsīrštŏk (Q222p Vaals)
|
wandelstok [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
17755 |
wang |
bak:
bhakkə (Q222p Vaals),
bakkes:
-> Mv. (RK, cfr. BKL)
bakkəns (Q222p Vaals)
|
Welk woord gebruikt men in Uw dialect om de vlezige zijkant van het gezicht aan te duiden? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)]
III-1-1
|
25204 |
warm weerx |
warm (weer):
weerəm (Q222p Vaals),
zwoel (weer):
schwuul (Q222p Vaals)
|
warm [DC 44 (1969)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19658 |
wasgoed |
was:
wējz (Q222p Vaals)
|
wasgoed [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
19645 |
wasvrouw |
wasvrouw:
weͅi̯š˃vroͅu̯ (Q222p Vaals)
|
wasvrouw [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
30082 |
waterpas |
waterwaag:
wasǝrwǭx (Q222p Vaals)
|
Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is. Het bestaat uit een houten of metalen lat waarin een glazen buis is aangebracht die zodanig met een vloeistof is gevuld dat er een luchtbel in overblijft. Wanneer de luchtbel zich binnen de op het glazen buisje aangebrachte merktekens bevindt, ligt het te meten voorwerp waterpas. Het glazen buisje werd in L 270 'waterpasglaasje' ('wātǝrpas˲glē̜skǝ') en in Q 121 'waterwaagglaasje' ('wasǝrwǫaxjlęǝsjǝ') genoemd. In Q 19 kende men ook een waterpas waarmee men horizontaal een meetpunt over een grotere afstand kon overbrengen. Men gebruikte dan een waterpas die aan een koord kon worden gehangen. Was het touw goed strak gespannen, dan kon men op dit licht waterpasje, bestaande uit een waterpasglas met luchtbel en een koperen omhulsel met twee oogjes of haakjes om het geheel aan een touw te hangen zien of een muur horizontaal was of met behulp van dit instrumentje iets zuiver waterpas uitzetten. Men noemde dit werktuig het 'waterpasje' ('wātǝrp'skǝ'). [N 30, 12a; monogr.; N 30, 12b add.]
II-9
|
18128 |
waterpokken |
waterpokken:
wasserpokke (Q222p Vaals)
|
Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33631 |
waterput |
puts:
pøts (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals,
Q222p Vaals,
Q222p Vaals),
pøͅtz (Q222p Vaals)
|
[DC 21 (1952)] [DC 21 (1952)] [RND 08] [Willems (1885)]
I-7
|
18123 |
waterzucht |
water:
wasser (Q222p Vaals)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)]
III-1-2
|