24408 |
wezel |
wezel:
wezəl (Q222p Vaals),
w‧eͅzəl (Q222p Vaals)
|
wezel [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
17864 |
wiebelen |
wiebelen:
wiebele (Q222p Vaals)
|
Wiebelen: onvast heen en weer bewegen (wiebelen, kwikken, kwikkelen, wiegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33300 |
wieden, algemeen |
geden:
jē̜nǝ (Q222p Vaals),
kruiden:
krø̜i̯ǝ (Q222p Vaals),
wieden:
wii̯ǝ (Q222p Vaals)
|
Onkruid bestrijden in het algemeen, ongeacht de manier waarop of het gereedschap waarmee dat gebeurt. Vergelijk ook de meer specifieke handelingen in de andere lemmaɛs van deze paragraaf. De benamingen voor het object onkruid, dat in de woordtypen tussen haken is geplaatst, vindt men in het lemma Onkruid, Algemeen. [N 15, 2; N Q, 11b; JG 1a, 1b, 2c; A 47, 11b; L B2, 272; L 8, 92; S 43, Wi 39; monogr.; add. uit N 18, 8b; A 39, 1b]
I-5
|
19969 |
wieg |
wieg:
wisch (Q222p Vaals)
|
wieg; bak- of mandvormig ledikantje voor zeer kleine kinderen [wieg, krib, zuus] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
34574 |
wiel |
karrenrad:
kārǝrat (Q222p Vaals),
rad:
rat (Q222p Vaals),
meervoud
rār (Q222p Vaals)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
24962 |
wiel, kolk |
poel:
pool (Q222p Vaals)
|
kolk of plas die na een dijkbreuk is ontstaan of is overgebleven na een overstroming [wiel, waal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
31573 |
wielband |
band:
bank (Q222p Vaals),
reep:
rēf (Q222p Vaals)
|
De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.]
II-11
|
24276 |
wielewaal |
lijster:
liestŏr (Q222p Vaals)
|
Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
20852 |
wijn |
wijn:
wīēn (Q222p Vaals)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
33524 |
wijnstok, wingerd |
druif:
dr‧uf (Q222p Vaals),
wijnrank:
wienrank (Q222p Vaals)
|
De klimplant met handvormige bladeren en groenwitte bloempjes de de wijndruif levert (wijnrank, wingerd, wijger, vijger, wijgert, driveger), [N 82 (1981)]
I-7
|