24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
krooə (Q222p Vaals)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24930 |
zwavelx |
zwavel:
schweävel (Q222p Vaals),
Opm. v.d. invuller: onder de o staat nog een streepje (dit betekent dat het een tweeklank is)! De ä wordt hier op dezelfde manier uitgesproken als dit in de Duitse taal gebruikelijk is; een Nederlands dialect bestaat hier niet.
schwäefel (Q222p Vaals)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
smik:
šmek (Q222p Vaals)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
18105 |
zweer |
zweer:
sjwear (Q222p Vaals)
|
Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24452 |
zwemblaas |
zwam:
sjwaam (Q222p Vaals)
|
Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
22826 |
zwemmen |
zwemmen:
sj(w)ume (Q222p Vaals),
sjwəmə (Q222p Vaals),
žwəmmə (Q222p Vaals)
|
zwemmen [GTRP (1980-1995)], [RND] || Zwemmen. [DC 38 (1964)]
III-3-2
|
28506 |
zwerm |
bijenzwerm:
bejǝžwɛrm (Q222p Vaals)
|
Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
24292 |
zwerm vogels |
zwerm:
sjweem (Q222p Vaals)
|
groep bijeenhorende vogels (vlucht, klamp, krooi) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
19301 |
zwoegen |
hel werken:
heal wirke (Q222p Vaals),
schuften (du.):
šuftə (Q222p Vaals),
zich anstrengen (du.):
a sjtrenge (Q222p Vaals)
|
hard werken [zwoegen, wroeten, adammen, muiken, ploeteren, trimmen, porren] [N 85 (1981)] || wroeten (hard werken) [ZND B1 (1940sq)] || zich bijzonder inspannen, erg veel moeite doen [zich weren, zich uitsloven, weerbieden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21113 |
zwoord |
zwaard:
šwāt (Q222p Vaals)
|
zwoord (harde rand van een snede spek) [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|