17896 |
drukken |
krotsen:
kroetsche (Q222p Vaals)
|
Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19230 |
drukte maken |
drukte maken:
drukte maken (Q222p Vaals)
|
drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19274 |
drukte, gedoe |
drukte:
drukte (Q222p Vaals)
|
een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33731 |
dubbel sierhek |
sierhek:
tsīrhɛk (Q222p Vaals),
voorpoort:
vø̄rpōǝts (Q222p Vaals)
|
Dubbel sierhek dat toegang geeft tot een boerenhofstee of buitenplaats. [A 25, 5f; L 19B, 6]
I-8
|
29953 |
dubbele pik |
spitshaak:
špetshǫak (Q222p Vaals)
|
Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.]
II-9
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
en doehf (Q222p Vaals)
|
duif [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
24921 |
duin |
zandheuvel:
zandheuvel (Q222p Vaals)
|
duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21965 |
duivenhok |
duifhuis:
duvǝs (Q222p Vaals)
|
Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
wijfje:
wiefje (Q222p Vaals)
|
een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)]
III-4-1
|