e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vaals

Overzicht

Gevonden: 2360
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duizeling, duizeligheid duizelinkje: duzlisje (Vaals) Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
dulden uitstaan: oas zjtouw (Vaals) iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)] III-3-1
durfal courageerde, een -: couragerde (Vaals) iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)] III-1-4
durven riskeren: räskierə (Vaals) durven (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
dutje hazenslaap: hazesjloaf (Vaals) Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] III-1-2
duur duur: duur (Vaals) duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)] III-3-1
duwen duwen: dèùüjə (Vaals) duwen [RND] III-1-2
dwarsdrijver stierenmop: sjtiere mup (Vaals) iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)] III-1-4
dweil hoddel: hoͅdəl (Vaals), opneemsdoek: opneͅmsdōr (Vaals) grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)] III-2-1
dweilen afschrobben: āfšrubə (Vaals), wassen: wɛi̯šə (Vaals) stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1