34425 |
geheel afgeschoren wolvacht |
schaapsvel:
šǭfsvɛl (Q222p Vaals)
|
De gehele vacht wol van het schaap, wanneer dit geschoren wordt. [N 38, 19; L 41, 37; monogr.]
I-12
|
18964 |
geheimzinnig |
stiekem:
sjtiekem (Q222p Vaals)
|
een verborgen betekenis hebbend, in het geheim geschiedend [bekeinsd, geheimzin-nig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17621 |
gehemelte |
hemel:
həməl (Q222p Vaals)
|
Hoe noemt men de bovenkant van de mondholte? ( Nederl. gehemelte, verhemelte). [DC 30 (1958)]
III-1-1
|
18803 |
geheugen |
geheugen:
gehieën (Q222p Vaals)
|
het vermogen om zich dingen te herinneren [geheugen, memorie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19263 |
gehoorzamen |
luisteren:
loastere (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals,
Q222p Vaals)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] || gewillig of bereidwillig bevelen of aanwijzingen opvolgend, vooral gezegd van kinderen in betrekking tot ouders [gehoorzaam, gewarig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17960 |
gehurkt zitten |
op de hukken zitten:
opən huxə zitsə (Q222p Vaals)
|
hurken: op zijn hurken (gaan) zitten [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
27539 |
geit |
geit:
gēš (Q222p Vaals),
jēs (Q222p Vaals)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
33401 |
geitestal |
geitestal:
jēstǝ[stal] (Q222p Vaals)
|
De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.]
I-6
|
19266 |
gek persoon |
halve gek:
hoave jek (Q222p Vaals)
|
onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19337 |
gekheid maken |
gek doen:
jek doe (Q222p Vaals)
|
gekheid maken [mallen, follen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|