e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vaals

Overzicht

Gevonden: 2360
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gekneusd geblutst: jeblütscht (Vaals) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] III-2-3
geld geld: jɛ.lt (Vaals), jɛlt (Vaals) geld [RND] || geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
gele kwikstaart pannenstotsje: pannəžtøͅtžja (Vaals) kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] III-4-1
geluid van naderend onweer donderweer: donner wear (Vaals) eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)] III-4-4
gelukken goed aflopen: joat af je loefe (Vaals) een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)] III-1-4
geluksvogel; altijd geluk hebben zwijn: sjwijn (Vaals) iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: gəmächlich (Vaals), jemeklich (Vaals), op zijn gemak: op si gemaach (Vaals) geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)] III-1-4
gemalen schors looi: loo (Vaals) Gemalen schors (looi). [N 82 (1981)] III-4-3
gemaskerd persoon horis: [sic]  en hŏrīs (Vaals) Een gemaskerd persoon. [ZND B1 (1940sq)] III-3-2
gemene vrouw heks: heks (Vaals) een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)] III-1-4