18012 |
hijgen |
hijgen:
hīxə (Q222p Vaals),
hyge (Q222p Vaals)
|
(naar adem) hijgen [ZND B1 (1940sq)] || Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20481 |
hijgen naar adem, reutelen |
reutelen:
reusjelen (Q222p Vaals)
|
hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
17955 |
hinken |
hinkelen:
hinkele (Q222p Vaals)
|
Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
hot (Q222p Vaals)
|
hoed [RND]
III-1-3
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
hø̜̄jǝ (Q222p Vaals)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|
31592 |
hoefstal, noodstal |
noodstal:
nūǝtštāl (Q222p Vaals)
|
Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
II-11
|
22871 |
hoekschop |
corner (eng.):
Karte 168.
kornər (Q222p Vaals),
eckball (du.):
Als Duits Ecke.
äkbal (Q222p Vaals)
|
Eckball. || Hoekschop. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
17763 |
hoektand |
eckzahn (du.):
ecktsānk (Q222p Vaals)
|
hoektand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
29940 |
hoektroffel |
eckentroffel:
ɛkǝtru.fǝl (Q222p Vaals)
|
Metselwerktuig om hoeken te bepleisteren. Het blad van de hoektroffel is V-vormig gebogen en biedt op deze wijze de mogelijkheid een zuivere lijn van het pleisterwerk te verkrijgen. Zie afb. 1c. In K 278 kende men 'hoekpleisters' voor een buitenhoek ('vør nǝn˱ bø̜̄jtǝnhuk') en voor een binnenhoek ('vør nǝn˱ benǝnhuk'). Ook de invuller uit Q 83 maakt dit onderscheid. Volgens de invuller uit Q 198a wordt de hoektroffel niet gebruikt door de metselaar, wel door de stucadoor. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '-(troffel)' en '-(truweel)' het lemma 'troffel'. [N 30, 8b; monogr.]
II-9
|
22358 |
hoepel |
reep:
en rēf (Q222p Vaals),
reef (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals)
|
Een hoepel (speeltuig. Fr. cerceau). [ZND B1 (1940sq)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)]
III-3-2
|