e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vaals

Overzicht

Gevonden: 2360
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijlen ijlen: iele (Vaals) Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, razen, raaskallen, delireren). [N 84 (1981)] III-1-2
ijs (alg.) ijs: ies (Vaals), īs (Vaals, ... ) ijs [DC 03 (1934)] III-4-4
ijsbaan baan: baan (Vaals) Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men deze baan in uw dialect? [DC 44 (1969)] III-3-2
ijver vlijt: flies (Vaals) toewijding aan zijn werk [ijver, iever] [N 85 (1981)] III-1-4
ijverig vlijtig: fliesisj (Vaals) met ijver vervuld [ijverig, nijver, nijverig, noest, vlijtig, grif] [N 85 (1981)] III-1-4
ijzen griezelen: grijzelen (Vaals) vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: jafǝl (Vaals), hooigaffel: [hooi]jafǝl (Vaals), vork: vø̜rǝk (Vaals) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
in beweging komen (zich) bewegen: beweije (Vaals) beweging, In ~ komen (meutelen). [N 84 (1981)] III-1-2
in de doodskist leggen inkisten: i kiste (Vaals) een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 87 (1981)] III-2-2
in lompen gekleed lommelig: loemelisch (Vaals) in lompen gekleed [haveloos, schabullig, schamel] [N 86 (1981)] III-1-3