e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hok opbinden binden: biŋǝ (Valkenburg) Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.] I-4
holronde voegspijker visbek: vøš˱bęk (Valkenburg) Voegspijker waarvan het blad een ronde doorsnede heeft. Werken met de holronde voegspijker leverde volgens de zegsman uit L 382 hol voegwerk op, volgens de invullers uit Q 95a en Q 121 ronde voegen. Zie voor het woordtype 'pannenstrijker' (Q 111) ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 33b; monogr.] II-9
hom hom: hom (Valkenburg) Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)] III-4-2
hommel hommel: hommel (Valkenburg, ... ), hòmmel (Valkenburg) Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [DC 09 (1940)], [SGV (1914)] III-4-2
homp brood homp: hŏomp (Valkenburg) homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3
hond hond: hond (Valkenburg), hònd (Valkenburg) hond [SGV (1914)] III-2-1
hondenhok hondshok: hondshok (Valkenburg), in steen  hondshok (Valkenburg), hondshut: honshüt (Valkenburg), hondskouw: in hout  hondskouw (Valkenburg) hondenhok [DC 10 (1941)] III-2-1
hondsviooltje hondsviool: viola canina  honsvioil (Valkenburg) reukloos viooltje III-4-3
honger hebben appetijt hebben: appetiet höbe (Valkenburg), honger hebben: honger höbbe (Valkenburg, ... ) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
hongerig flauw: flauw (Valkenburg), hongerig: hòngerig (Valkenburg), höngerich (Valkenburg) hongerig [greeg] [N 10 (1961)] III-2-3