29023 |
losse naad |
losse naad:
losǝ nǭt (Q101p Valkenburg)
|
[N 62, 28; MW]
II-7
|
21218 |
losse plankbrug |
bruggetje:
brökske (Q101p Valkenburg)
|
vlonder (vonder) [SGV (1914)]
III-3-1
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
bak:
bak (Q101p Valkenburg)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|
18317 |
losse zak onder de rok |
buidel:
bül (Q101p Valkenburg)
|
tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23068 |
loterij add. |
koningen:
Bakkers, tevens herbergiers, hielden op Driekoningendag en volgende Zondagen tot vastenavond in hunne herberg verloting van tarwebrood, tegen inzet van een of twee centen Hartenaas wees den winnaar aan.
keuninge (Q101p Valkenburg)
|
Loterij om koningskoeken.
III-3-2
|
17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
lochpiepe (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25217 |
luchtx |
lucht:
loch (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
log (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
loͅx (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
luch (Q101p Valkenburg),
lòg (Q101p Valkenburg)
|
lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
zwegel:
schwèègel (Q101p Valkenburg),
zjwègel (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)] || lucifer [SGV (1914)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
lui (Q101p Valkenburg),
vadsig:
vatsig (Q101p Valkenburg),
vuil:
voel (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
werken is zalig zei de begijn maar ze deed het niet:
ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)
werkə is zalich zach de begien meə ze deech ’t neet (Q101p Valkenburg)
|
lui || lui (traag) [SGV (1914)] || lui, traag [ZND 01 (1922)] || niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
de lu zeen vandaag alle boete op het veld aan ⁄t miëje (Q101p Valkenburg),
luu (Q101p Valkenburg),
luuj (Q101p Valkenburg)
|
De mensen zijn vandaag alle buiten op het veld en maaien. Mensen of lieden of lui enz. [ZND 04 (1924)] || lui (lieden) [SGV (1914)] || lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)]
III-3-1
|